Porsche

Negen twee acht S 4 automatic

Bijna veertig jaar geleden zat ik voor het laatst in een Porsche. Ik mocht met mijn één jaar jongere broertje en mijn vader een ritje maken in een 356. Het was een model met twee kleine ruitjes als achterruit. In die tijd had ik nog helemaal geen benul van snelheid en schoonheid. Ik ging als klein meisje dan wel elke zondag mee naar Zandvoort, maar al die verhalen over auto’s, vermogen en bovenliggende nokkenassen gingen een beetje langs mij heen. Met mijn vader en drie broertjes, twee ooms en een neefje en soms ook mijn nichtjes stonden we dan in de Tarzanbocht naar de autoraces te kijken. Ik vond het wel stoer al die jongenspraat, maar ik had er geen verstand van. 
De rugleuning van de rechterstoel werd naar voren geklapt en mijn broertje klauterde als eerste erin. Er was niet veel plaats; er was geen bank, maar we waren nog klein. Een soort vilt bedekte de halfronde wielkassen en het hele interieur achterin. Het was er donker en het rook een beetje vreemd. Mijn broertje en ik gingen ieder op een wielkas zitten, terwijl de eigenaar, een kennis van mijn vader, de auto startte. Ik voelde iets van de opwinding van mijn vader en broertje toen de auto zich in beweging zette. In mijn kleine kinderlijf streden opwinding en een vleugje angst om de overwinning. Het was niet eenvoudig om te blijven zitten. Ik werd heen en weer geslingerd als we een bocht omgingen. Ik kon me nergens aan vasthouden en dat vond ik niet prettig. Het kwam niet in me op om te klagen. Later zag ik in een fotoalbum van mijn ouders een krantenknipsel over diezelfde Porsche. Er was niet veel auto meer in te herkennen. De eigenaar had het wel overleefd.
En nu ging het dan gebeuren. Ik zou zelf in een Porsche gaan rijden. Twee maanden geleden wist ik nog van niets. Ik had er geen flauw idee van dat W. in zijn vrije uurtjes zich aan het informeren was over het rijden van een klassieker. Hij zei wel eens gekscherend iets over een Porsche, maar ik had er geen aandacht aan besteed. Indertijd hadden we voor onze trouwdag een wensenlijstje samengesteld. Daar stonden toen onder andere een butler en een Ferrari op. In dat licht zag ik ook de wens van W. Hoe vaak hadden wij niet in die tijd een tikje jaloers gekeken naar al die oude grijze mensen in dure, snelle sportwagens, terwijl wij rondreden in een verroeste donkergroene Alfa Gulia Super 1300?
Maar W.'s plannen namen steeds vastere vormen aan. Hij werd steeds enthousiaster. Ik had me nooit zo verdiept in de types en eigenlijk kende ik de 928 niet zo. Nieuwsgierig bekeek ik de foto op het internet. Hij was donkerblauw en had mooie velgen. Het was wonderlijk hoeveel van die Porsches te koop werden aangeboden. De auto had klassieke lijnen en gelukkig had hij een spoiler achterop. Voor mij was een Porsche pas compleet met een achtervleugel. 
De dag na zijn proefrit nam W. me mee. Ik maakte kennis met een enthousiaste eigenaar. Uit alles bleek dat hij een kenner was en dat het een vertrouwde deal zou zijn. We liepen door zijn kantoor naar de garage, waar twee auto’s stonden en twee motoren. Hij opende de deur van de Porsche. Ik mocht erin zitten, maar ik zat zó laag en zó ver weg van de pedalen dat ik me nog niet echt een voorstelling kon maken van mijzelf achter het stuur. Ik voelde dat W. een beslissing van mij wilde. Maar ik bouwde de spanning nog even op. Ik vroeg of ik het motorblok kon zien, en ik was wel wat gewend. De klep ging open en wat ik zag was één en al motor. Geen vrije ruimte meer over. Groots, ik was er toch even stil van. Meteen daarna doken we in de put om de onderkant van de auto te bekijken. Dat was al even indrukwekkend. Het leek net op een Dinky Toy van onder, helemaal dicht met af en toe een schroefje. Even verwachtte ik nog ‘made in Taiwan’ te zien op de bodemplaat. Op mijn verzoek had hij de auto ook even gestart. Toen begreep ik pas waarom W. zo enthousiast was. Een diep en zwaar gebrom vulde de garage, en drong ook door tot mijn lichaam. Een geluid waar ingehouden kracht in zat, een belofte voor op de weg. Het geluid van een vijf-litermotor met acht cilinders, dat zou straks wel willen lopen.

Die zaterdag waren we hem gaan halen, en kon W. met M. de eerste rit maken. ’s Middags waren we met z’n tweeën naar mijn ouders in Nijmegen gegaan. Omdat ik precies wist hoe mijn moeder reageert op het feit dat ik ook op snelle motoren rij, had ik een discussie willen vermijden en liet W. rijden. Dat had meteen als voordeel dat ik even de kunst kon afkijken. De Porsche had naast alle luxe ook een automatische transmissie, en daar had ik nog totaal geen ervaring mee. W. introduceerde voor mij het hard indrukken van het gaspedaal waardoor er een versnelling teruggeschakeld werd en de auto meer vermogen leek te krijgen. Wat mij ook opviel was dat de banden zo gevoelig waren voor het materiaal van het wegdek. Ze zongen op elk stuk weg een ander lied. Toch kon je met hoge snelheid nog gewoon met elkaar praten. 
Op de terugweg stopten we bij een benzinestation om te wisselen van plek. Ik voelde die mengeling van opwinding, spanning en een vleugje angst door mijn lichaam gaan, die ik ook altijd krijg als ik op de motor stap. Was het de kick? Was het mijn gezonde verstand? Spanden ze samen in mijn buik? Er was nu genoeg adrenaline in mij aanwezig, dat wist ik zeker. 
Mijn tas gooide ik achterin. Normaal hield ik de tas om mijn schouder, maar ik wilde me helemaal vrij voelen. Het was even zoeken naar de knopjes waarmee ik de stoel elektrisch kon verstellen. Mijn handen klemden zich om het dikke leren sportstuur. Ik duwde mezelf even in de rugleuning om de juiste afstand tot het stuur te bepalen. Daarna richtte ik mijn aandacht op de twee pedalen en de pook met het knopje aan de zijkant. Het was even wennen voor mijn linkervoet, die niets te doen had, en die ik comfortabel tegen de zijkant kon laten rusten. Terwijl W. naast mij instructies gaf, startte ik de auto. Ik zette de pook in de D van Drive, terwijl ik mijn voet op de rem hield. Eerst voet van de rem halen en dan pas gas geven, herhaalde ik in mijn hoofd. Het leek mijn eerste rijles wel. Verbaasd merkte ik hoe zwaar het gaspedaal zich liet indrukken. Als ik hard wilde rijden, dan zou ik ook hard moeten drukken.
De eerste meters gingen langzaam en voorzichtig. De weg draaide zich met een bocht naar de toegangsweg tot de snelweg. De Porsche stuurde door zijn brede banden met zo’n lage snelheid heel zwaar. Ik zou een andere manier van sturen moeten aanleren. Deze auto kon je niet met één hand besturen, en het overpakken van het stuur was een hachelijke onderneming. De motor was al warm, dus ik hoefde de eerste kilometers niet rustig te rijden. Ik voelde de ingehouden kracht toen ik voorzichtig het gaspedaal indrukte. Invoegen was geen probleem, en opeens reed ik daar met een open stuk weg voor mij. Ik gunde mezelf nog even de tijd om te wennen aan de auto. Nog even genieten van de koele airconditioninglucht, zodat mijn verhitte gezicht weer een normale temperatuur kreeg. Een koel hoofd vond ik heel belangrijk in een snelle auto. Toen het tijd werd voor hogere snelheden, merkte ik dat mijn manier van gas geven nou niet bepaald sportief te noemen was. 
Hoge snelheden rijden met een motorfiets waren voor mij geen probleem, maar in een auto reed ik nooit harder dan 140. Ik vond dat zo’n auto dan aan alle kanten ging schudden. En nu ging ik over mijn grens heen, er ruim overeen zelfs. Tussen de 160 en de 180 trilde de auto een beetje en ik moest het stuur goed vasthouden. Boven de 180 echter werd de auto rustiger, veel rustiger. Hij was nu in zijn element, leek het wel. Het was precies zoals W. verteld had. Hoe hoger de snelheid hoe meer de auto aan de weg werd geplakt. Iedereen leek stil te staan toen ik hen inhaalde met 200 kilometer per uur. Ik liet het gas weer los. Ik wilde eerst nog even wennen aan de auto voor ik de volgende stap zou nemen. Net voor Venlo wilde een Alfa Romeo met me racen. Ik heb wel een tijdje achter hem gezeten. Waarschijnlijk had ik hem er zo uit kunnen accelereren maar het leek me nu nog niet verstandig. Ik wilde eerst nog wat kilometers en verschillende bochten rijden om zo wat meer vertrouwen te krijgen. Na Venlo kwam het slaafs achter elkaar aan rijden met tachtig kilometer per uur. Ik vond het niet erg; het zou mijn ritje met vijf minuten verlengen.
In de dagen erna kreeg ik oog voor iets wat ik een Porscheweg noem. Dat zijn mooie snelle bochten met mooi glad asfalt. De Porsche kan niet zo goed tegen kleine oneffenheden in het wegdek, je voelt er alles mee. Ik reed er zelfs voor om, om zo’n bocht te kunnen nemen. En was ik daar dan klaar mee, dan wist ik dat het nog harder kon. Ook haaks de hoek om was puur plezier. Het ene moment reed je rechtuit, het volgende moment was je de hoek om. 
Hoe anders is de sensatie van het motorrijden. Rijden in een sportwagen kan niet vervangen worden door het rijden op een motor. Ik mis de wind, de temperatuursensaties, het snellere reageren op het gas, het gooien in de bochten, het gevoel van vrijheid. Maar ik kan nu wel met gewone kleren instappen, en ik hoef geen helm op. Instappen en wegwezen is het nu. Net als op een motor blijf je wel direct contact houden met het vermogen. Het allermooiste van Porsche rijden vind ik nog dat je samen op pad kunt. Dat je een ervaring meteen kwijt kunt aan elkaar. En wat is mooier dan samen op een terras zitten kijken naar een zonsondergang met zicht op die donkerblauwe klassieke lijnen?
Kijk zelf maar eens...



Patricia Coors, 19-8-2002

terug naar Schrijfstappen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten